Wetenschappelijke evidentie

Richtlijn afasie (2025)

Medio 2025 is de herziene richtlijn 'Diagnostiek en behandeling van personen met afasie t.g.v. een beroerte' uitgekomen. Omdat we bij STAPP altijd streven naar de beste behandeling voor personen met afasie en spraakapraxie, willen we graag zo goed mogelijk op de richtlijn aansluiten.
Door de koppeling van de STAPP mogelijkheden en de richtlijn expliciet te maken, willen we behandelaren ondersteunen in het werken volgens de richtlijn en laten zien dat STAPP een evidence-based aanvulling is binnen de afasiebehandeling. Dit draagt bij aan verantwoorde inzet, betere behandelresultaten en een stevigere onderbouwing richting collega’s, instellingen en zorgverzekeraars.

Hieronder hebben we de uitgangsvragen uit de richtlijn waar wij op aansluiten weergegeven, met daarbij een stukje verantwoording hoe STAPP hier op aansluit. Klik op onderstaande button om naar de richtlijn te gaan.


Bekijk hier de gehele Logopedische richtlijn diagnostiek en behandeling van personen met afasie ten gevolge van een beroerte. 

Koppeling STAPP &  de richtlijn afasie (2025)

Evidentie uit de richtlijn gericht op computergebaseerde therapie bij afasie

Wenke et al. (2017) onderzochten of een combinatie van individuele therapie, groepstherapie en computergebaseerde oefeningen effectief is voor mensen met afasie. In deze pilotstudie kregen deelnemers 4 of 8 uur therapie per week gedurende acht weken in een ziekenhuissetting. De therapie was afgestemd op de persoon, met specifieke taaldoelen, begeleide computersessies en functionele communicatietaken in een groep. De resultaten toonden aan dat bijna alle deelnemers vooruitgang boekten in taalvaardigheid, communicatie en welzijn, ongeacht het aantal uren therapie. De meeste verbeteringen bleven ook na afloop behouden. Enkele deelnemers rapporteerden bovendien minder depressieve klachten. Deze studie onderstreept dat het combineren van therapievormen, met name het toevoegen van computergebaseerde oefeningen, een haalbare en waardevolle manier is om de intensiteit van afasietherapie te verhogen. Sessies op de computer maken het mogelijk om meer oefentijd te realiseren zonder dat er steeds een therapeut aanwezig hoeft te zijn.

Lavoie et al. (2017) onderzochten in een systematische literatuurreview of technologie, zoals computertherapie, effectief is voor mensen met afasie en lichte woordvindproblemen. Ze bekeken 23 studies, waarin technologie werd ingezet om het benoemen van woorden te verbeteren. In sommige gevallen gebeurde dit in de behandelkamer met een therapeut, in andere gevallen thuis door de patiënt zelf. Alle studies lieten zien dat therapie met technologie helpt bij het verbeteren van het benoemen van de geoefende woorden. De auteurs concluderen dat technologische therapieën efficiënt en effectief kunnen zijn voor specifieke woordvindproblemen bij afasie.

Palmer et al. (2019) onderzochten met een grootschalige studie (RCT) of digitale logopedie, die zelfstandig door de patiënt wordt uitgevoerd, effectief is bij mensen met chronische afasie na een beroerte. Deelnemers werden verdeeld over drie groepen, namelijk gebruikelijke zorg, gebruikelijke zorg + digitale zelftherapie en gebruikelijke zorg + puzzelboeken (zoals sudoku). De onderzoekers bekeken of er verbetering was in woordvinding en functionele communicatie. De resultaten lieten zien dat de groep die oefende met digitale zelftherapie een duidelijke verbetering liet zien in woordvinding, terwijl de andere groepen nauwelijks vooruitgang boekten. De onderzoekers concluderen dat zelfstandig oefenen met digitale therapie een krachtige aanvulling kan zijn op de gebruikelijke zorg, vooral voor het verbeteren van woordvinding.


Referenties

  • Lavoie, M., Macoir, J., & Bier, N. (2017). Effectiveness of technologies in the treatment of post-stroke anomia: A systematic review. Journal of Communication Disorders, 65, 43-53.

  • Palmer, R., Dimairo, M., Cooper, C., Enderby, P., Brady, M., Bowen, A., ... & Chater, T. (2019). Self-managed, computerised speech and language therapy for patients with chronic aphasia post-stroke compared with usual care or attention control (Big CACTUS): a multicentre, single-blinded, randomised controlled trial. The Lancet Neurology, 18(9), 821-833. 

  • Wenke, R., Cardell, E., Lawrie, M., & Gunning, D. (2018). Communication and well-being outcomes of a hybrid service delivery model of intensive impairment-based treatment for aphasia in the hospital setting: a pilot study. Disability and Rehabilitation, 40(13), 1532-1541.


Uitgangsvraag 2: Welke invloed hebben frequentie, duur en intensiteit van afasietherapie op het herstel van de afasie en verbeteren van de communicatie?

  • Aanbeveling 1: De logopedist dient 4-5 dagen per week, met een intensiteit van 2 tot 4 uur per week en een totale dosering van ten minste 20-50 uren logopedische therapie te bieden om de algehele taalvaardigheid te verbeteren.
  • Aanbeveling 2: De logopedist dient 3 dagen per week hoog intensieve logopedische therapie te bieden (> 9 uur per week), met een totale dosering van ten minste 20-50 uren om auditief taalbegrip te verbeteren. 
  • Aanbeveling 3: De logopedist dient 4-5 dagen per week, met een intensiteit van 2 tot 4 uur per week en een totale dosering van minimaal 14-50 uren logopedische therapie te bieden om functionele communicatie te verbeteren.
  • Aanbeveling 4: De logopedist dient ten minste 20 weken logopedische therapie te bieden om de algehele taalvaardigheid, functionele communicatie, benoemen en auditief taalbegrip te verbeteren.


In bovenstaande aanbevelingen komt het belang naar voren van hoogfrequente therapie. Het STAPP platform stelt je in staat om bij de algemene oefeninstellingen bovenstaande frequentie en intensiteit als doelstellingen in te stellen. De patiënt ziet op zijn dashboard hoe veel uren hij geoefend heeft en wanneer hij voldaan heeft aan de minimaal te oefenen tijd, eventueel aangevuld met motivatie-berichten. Als therapeut kun je vanaf de zijlijn de therapie intensiteit nauw in de gaten houden via het patiëntendashboard. Je kunt per patiënt aanklikken van welke periode je wil zien hoe (lang) de patiënt geoefend heeft. Op deze manier heb je als therapeut ook gemakkelijke aanknopingspunten voor een gesprek, wanneer een patiënt hier niet aan voldoet. Je kunt de instellingen op elk gewenst moment wijzigen, om therapie op maat te kunnen waarborgen. Mocht er bijvoorbeeld een periode gewerkt worden aan auditief begrip, kan de intensiteit verhoogd worden. Wanneer therapie in deze taalmodaliteit afgerond is en voor een andere insteek gekozen wordt, kan de frequentie ook weer bijgesteld worden.

Uitgangsvraag 3: Welke factoren zijn van belang om te bepalen wanneer te starten en stoppen met logopedische behandeling?  

  • Aanbeveling 1: De logopedist overweegt zo snel mogelijk, ten minste binnen 1 maand, na het ontstaan van de afasie te starten met logopedische therapie. De wensen en voorkeuren van de persoon met afasie zijn altijd leidend in de keuze wanneer te starten met therapie. Daarmee kan ook de belastbaarheid van de persoon met afasie in overweging genomen worden. Starten van hoog intensieve therapie 6 maanden post-onset leidt ook tot verbetering in taalfuncties.

STAPP voorziet in deze behoefte door verschillende licentievormen aan te bieden, zodat ook direct in de acute fase een start gemaakt kan worden met therapie in combinatie met onderzoekend behandelen. In dit "acuut-abonnement" zit een basisset aan oefeningen, waarmee gestart kan worden met de juiste taalmodaliteit(en) en module(s). Het is laagdrempelig om hiermee in te stappen. STAPP is geschikt voor elk type en elke ernst van afasie/spraakapraxie.

Voor de revalidatiefase is de basisset zoals bij het acuut pakket uitgebreid met een groot aantal oefeningen met verschillende moeilijkheidsgraden en functionaliteiten, waaronder de mogelijkheid om persoonlijke oefeningen te maken met o.a. foto’s uit de omgeving van de patiënt. Deze oefenset kan tevens deels in de chronische fase nog ingezet worden. STAPP streeft er naar om ook meer functionele oefeningen in het platform te integreren, zodat het nog beter aansluit op de behoeften in de chronische fase. TOP woordvinding (foto’s) en MOVE (video’s) zijn geïntegreerd, zodat de oefeningen zo veel mogelijk aansluiten op de dagelijkse praktijk.


Uitgangsvraag 4: Welke therapieën zijn effectief in de behandeling van woordvindingsstoornissen bij personen met afasie ten gevolge van een beroerte?

  • Aanbeveling 1: De logopedist dient bij woordvindproblemen in taalproductie intensieve therapie aan te bieden, bij voorkeur in de vorm van CIAT-plus of een multimodaal therapieprogramma (3 uur per dag gedurende 10 dagen).

De oefensoftware van STAPP is gebaseerd op het multimodale taalverwerkingsmodel van Ellis & Young, uitgebreid met het spraak- en taalproductieproces zoals beschreven staat in het boek ‘Afasie’ van Bastiaanse (2010). Op deze manier kan therapie geboden worden voor alle vier taalmodaliteiten (auditief begrip, visueel begrip, mondelinge productie en schriftelijke productie) met daarnaast specifieke oefeningen voor spraakapraxie. STAPP beschikt over een bibliotheek met duizenden verschillende oefenitems en meerdere geïntegreerde oefenprogramma’s zoals ‘TOP woordvinding’ en ‘MOVE’, waardoor oefenen gedurende een lange periode met verschillende items en op verschillende manieren mogelijk is.

Bastiaanse, R. (2011). Afasie. Bohn Stafleu van Loghum.


  • Aanbeveling 3: De logopedist dient een individuele benadering, afgestemd op de persoon met afasie, bij woordvindtherapieën te hanteren.

  • Aanbeveling 4: De logopedist overweegt een persoonlijk relevante woordenset met de persoon met afasie (en diens naasten) samen te stellen, gezien de mogelijk beperkte generaliseerbaarheid van woordvindtherapie naar ongetrainde woorden.


Binnen het STAPP platform zijn er voor elke module en route binnen het model van Ellis & Young meerdere oefeningen beschikbaar, met verschillende oefenniveaus, zodat er gevarieerde oefeningen zijn voor een lichte tot zeer ernstige afasie. Naast deze verschillende oefeningen (met duizenden verschillende oefenitems), bestaat ook de mogelijkheid om persoonlijke oefeningen aan te maken voor de cliënt, waarbij een samengestelde persoonlijk relevante woordenset toegevoegd kan worden aan het platform (met in achtneming van de wet AVG en richtlijnen voor informatiebeveiliging (ISO 27001 & NEN 7510)). Bij het toevoegen van persoonlijke content blijft de gebruiker uiteraard verantwoordelijk voor een zorgvuldige en doelmatige omgang met persoonsgegevens. Zo kan de patiënt oefenen met items die dicht bij de eigen belevingswereld staan.
Het is mogelijk om eigen afbeeldingen, video’s, audiobestanden, woorden, zinnen en teksten toe te voegen aan het platform. Op deze manier kunnen verschillende oefeningen voor afasie en spraakapraxie gemaakt worden, bijvoorbeeld oefeningen voor hardop lezen en mondeling/ schriftelijk benoemen.


  • Aanbeveling 5: De logopedist overweegt cueing in te zetten tijdens de behandeling, zowel fonologisch als semantisch.


Bij elke oefening van STAPP zijn hulpknoppen beschikbaar. Deze hulpknoppen bestaan uit verschillende mogelijkheden voor semantische (aanvulzinnen & omschrijvingen) en fonologische (beginklank, rijmwoorden) cues. De cues zijn per oefening vastgesteld op basis van wanneer deze cues helpend zijn bij onderliggende problemen in de taal/spraak. Denk hierbij aan het geven van de eerste klank bij oefeningen voor de toegang tot het fonologisch output lexicon, het geven van een mondbeeld bij oefeningen voor spraakapraxie, het geven van een omschrijving bij oefeningen voor het semantisch systeem, etc. Naast fonologische en semantische cues beschikt STAPP ook over grafemische cues, zoals het geven van de eerste letter bij bijvoorbeeld schriftelijke benoem oefeningen. 


  • Aanbeveling 6: De logopedist overweegt technologie in te zetten bij de behandeling van woordvindstoornissen, om de intensiteit en persoonsgerichtheid van de behandeling te vergroten. Hierbij kan gedacht worden aan de inzet van het gebruik van online behandelmateriaal dat thuis door de cliënt gebruikt wordt om de intensiteit en frequentie te vergroten.

Naast het gebruik van STAPP binnen de therapiesetting, leent dit platform zich uitstekend voor het voortzetten van de behandeling buiten de therapiesetting, zonder de directe begeleiding van de logopedist. Door de mogelijkheid om de verschillende hulpknoppen (cues) te gebruiken in de oefeningen en de mogelijkheid om oefeningen op afstand klaar te zetten, kan de intensiteit en frequentie van het oefenen hoog blijven. De logopedist monitort op afstand hoe het oefenen verloopt en kan gemakkelijk de oefeningen aanpassen naar de mogelijkheden van de patiënt.